Wouter Botman: studeerde in de jaren tachtig van de vorige eeuw aan de Academie voor Industriële Vormgeving in Eindhoven en daarna aan de afdeling Typography and Graphic Communication van de Universiteit van Reading. In 1985 trad hij toe tot de Vormgevers-associatie (VA design) in Hoog-Keppel waarvan hij eigenaar en directeur is. Wouter was betrokken bij de oprichting van OPA in 2004.
Peter Nijenhuis: Heb je internationale opdrachtgevers?
Wouter Botman: Wij zien de mensen waarvoor en waarmee we werken niet als opdrachtgevers. Dat woord roept net iets te veel associaties op met bazen en uitvoerders. Wij spreken liever van relaties. Je probeert met de mensen waarmee je op zakelijk gebied samenwerkt een goede, vriendschappelijke band op te bouwen. Dat heeft alles te maken met de aard van wat we doen. Ons handelsmerk is communicatie door ontwerp. We gebruiken onze ontwerpkennis om te werken aan oplossingen voor communicatieproblemen in veelal complexe organisaties. We werken altijd met anderen samen, met teams en we zijn zelf ook een team. We zijn altijd een schakel in een hele reeks van schakels. Dat vraagt kennis van processen en mensenkennis. De relaties die we opbouwen zijn verschillend van aard, de een gaat verder, is vriendschappelijker en kan ook beter tegen een stootje, dan de andere. Dat we voor buitenlandse bedrijven en instellingen werken, vloeit voort uit onze werkgeschiedenis en die van onze relaties. We hebben bijvoorbeeld bijna vijfentwintig jaar gewerkt voor de landbouwuniversiteit Wageningen en we begeleidden onder andere de transformatie daarvan tot Wageningen UR. We hebben ook voor de Universiteit Maastricht gewerkt. We hebben, kortom, veel ervaring met universiteiten. Dat houdt op een dag ook weer op. Na twintig jaar Wageningen moet je een keer afscheid nemen. Het is niet meer fris en je moet nieuwe wegen inslaan. Dat hebben onze Wageningse relaties ook gedaan. Sommige van die relaties zijn vanwege hun expertise gevraagd voor een baan in het buitenland. Ze hebben ons meegenomen, net als een voetbaltrainer of een theaterregisseur zijn eigen assistent of decorontwerper meeneemt naar een nieuwe werkgever. Op die manier zijn wij door een van onze relaties meegenomen naar de universiteit van Hull in Engeland om na te denken over studentenwerving. Op een vergelijkbare wijze zijn we gaan werken met Medtronic. We zijn ooit begonnen voor Vitatron, een Nederlandse ontwikkelaar en bouwer van pacemakers. Vitatron werd overgenomen door Medtronic, een Amerikaans bedrijf. Na die overname werden we door een van onze relaties meegenomen naar het Europese hoofdkantoor van Medtronic in Genève. We werkten mee aan de communicatie rond bepaalde productgroepen. De samenwerking is nu wat minder intensief, want een aantal taken zijn inmiddels weer overgeheveld van Genève naar de Verenigde Staten. Daar is niets aan te doen. Bedrijven ontwikkelen zich en reorganiseren hun activiteiten. Of er komt een nieuwe meneer of mevrouw aan het hoofd van de afdeling communicatie die het helemaal anders wil doen en daar eigen mensen voor heeft. Maar zo gezegd: dat werkt dus ook andersom!
Peter Nijenhuis: Kun je wat jullie doen leren op een kunstacademie?
Wouter Botman: Grafisch ontwerpen of interactief ontwerpen is inmiddels één aspect van wat we doen. Ons eigenlijke ambacht is het ontwikkelen van ideeën en die omzetten in tastbare dingen en meetbare oplossingen. Kun je dat leren? Je moet vindingrijk zijn en gevoel hebben voor organisaties en mensen. In het kunstonderwijs gaat het naar mijn idee nog wel eens om het ontwikkelen van concepten en autonoom auteurschap, maar daar heeft wat we doen weinig mee te maken. Je moet ons werk vergelijken met dat van een huisarts. Die moet een goede algemene kennis hebben van ziektes en hun symptomen. Maar hij moet ook contact kunnen leggen met mensen. Hij moet ze kunnen begeleiden en hij moet de vragen achter hun vragen kunnen horen. Kun je dat leren? Misschien kun je op een kunstacademie leren dat je je creativiteit kunt gebruiken om te veranderen, want dat is ook niet onbelangrijk. Het vak van grafisch vormgever zoals het twintig jaar geleden werd uitgeoefend bestaat nauwelijks meer. Een belangrijke factor in de verandering van het vak is de computer, de automatisering. Klanten hebben een heel andere vraag. Ze willen bijvoorbeeld templates, een oplossing die ze zelf kunnen toepassen. Daar verdien je als bureau niet meer de kost mee. Merken, om nu wat anders te noemen, zijn kortdurende verschijnselen geworden en naar huisstijlen is aanzienlijk minder vraag dan in de jaren tachtig of negentig. Er zijn in de afgelopen jaren door de ontwikkeling van de technologie en de economie enorm veel ontwerpbureaus verdwenen. Die hebben misschien zichzelf niet op tijd opnieuw uitgevonden. Ze zijn niet meegegaan met de tijd.
Peter Nijenhuis: Jullie hebben dat wel gedaan?
Wouter Botman: Als de VA niet steeds het roer had omgegooid, dan hadden wij als bedrijf niet meer bestaan. Je moet het vergelijken met een huwelijk. Dat houdt ook geen veertig jaar stand als jij en je partner niet veranderden. De VA heeft al vroeg ingezien dat je de invloed van de digitalisering op de economie en de markt niet moet onderschatten. Onze eerste Mac kochten we in de jaren tachtig voor 12.000 gulden. Dat was veel meer dan ik in een jaar verdiende en voor al dat geld kreeg je een apparaat met een klein, zwartgroen schermpje. Als ik daaraan terugdenk, besef ik dat de ontwikkelingen sindsdien erg snel zijn gegaan. Vroeger concurreerde je met andere vormgevers. Door de opkomst van de onlinewereld zijn er nu allerlei nieuwe tussenpersonen bijgekomen die diensten en pakketten aanbieden tegen zeer concurrerende prijzen. Als wij pitchen voor een opdracht dan zijn onze mededingers in de meeste gevallen geen BNO-leden, maar bureaus uit de hoek van de marketing of de communicatie. Omdat de concurrentie steeds breder en vindingrijker wordt, ben je wel gedwongen om als ontwerpbureau ieder jaar na te denken over je toekomst en wat dat betreft concrete plannen te hebben. Hoe ga ik volgend jaar de kost verdienen. Dat is geen eenvoudige opdracht.
Peter Nijenhuis: Is internationalisering voor jullie een noodzaak?
Wouter Botman: voor ieder Nederlands bedrijf komt het goed uit om klanten te hebben in het buitenland. De Nederlandse markt is nu eenmaal betrekkelijk klein.
Peter Nijenhuis: Maar kom je aan buitenlandse klanten door op een beurs te gaan staan of door ze rechtstreeks te benaderen?
Wourter Botman: In ons geval niet. Je kunt wel zeggen dat je moet internationaliseren, maar dat betekent nogal wat. Je moet het dan opnemen tegen Duitse en Engelse vormgevers en zowel in Engeland als in Duitsland zijn er heel goede bureaus. We hebben in Nederland de neiging om ons onderwijs en de nationale vormgeefpraktijk hoog in te schatten. Dat is, internationaal gezien, niet altijd terecht. Bovendien, om in Engeland of Duitsland zaken te doen te doen, moet je op een behoorlijk niveau de taal beheersen. Ook daarin overschatten Nederlanders wel eens hun eigen vaardigheden. Nederlandse vormgevers hebben dus niet vanzelfsprekend iets voor op andere nationaliteiten en je komt er als Nederlander in Duitsland of Engeland ook niet zomaar tussen.
Peter Nijenhuis: Is internationalisering dan niets anders dan een kwestie van toeval?
Wouter Botman: Dat ook weer niet. Zoals ik al zei, je moet zorgvuldig omgaan met je relaties. Dat betekent onder andere dat je aan je eigen vaardigheden werkt en aan je eigen blikveld. De VA heeft altijd waarde gehecht aan het creëren van inhoud en een bepaalde mate van reflectie. Het is niet toevallig dat we jarenlang het tijdschrift Items hebben uitgebracht en dat we ons bezighouden met het uitgeven van boeken via uitgeverij Boekschap. Zaken inhoudelijk en gedegen aanpakken doen we ook op andere manieren. We maken al een tijd een Engelstalig personeelsblad voor DNV GL – Energy, een internationale consultancy en certificeerder op het gebied van energie. Dat personeelsblad is ontstaan uit de vraag van DNV GL om de onderlinge communicatie van het personeel te bevorderen. DNV GL verleent technisch hoogwaardige diensten en heeft te maken met het feit dat er overal over de wereld kleine groepjes personeel actief zijn. Hoe breng je die overal verspreide mensen in weerwil van de onderlinge afstanden bij elkaar? DNV GL is multicultureel en heeft als hoogwaardig technisch bedrijf een zeer zorgvuldige communicatiecultuur. Met die cultuur houden we rekening. We hebben ons verdiept in het bedrijf, in wie waar ter wereld wat doet en hoe mensen met elkaar werken. Bovendien hebben we geïnvesteerd in onze kennis en beheersing van het Engels. Zakelijke relaties behouden en nieuwe aanknopen is volgens mij vooral een kwestie van je best doen. Waarom ga je naar een bepaald restaurant of neem je een bepaalde advocaat in de arm als dat nodig is? In de meeste gevallen doe je dat omdat anderen je dat aanraden. Ze hebben er een goede ervaring mee gehad. Van goede ervaringen en aanbevelingen moeten wij het als VA design uiteindelijk ook hebben.