Jeroen ter Hoeve is de oprichter van het in Arnhem gevestigde label De Vorm. Zij ontwikkelen interieurproducten voor projectinrichters in binnen- en buitenland zowel eigen ontwerpen als ontwerpen van bekende (inter)nationale ontwerpers. Is dit typisch Dutch Design?
Peter Nijenhuis: Wat stond je voor ogen toen je De Vorm begon en staat dat je nog steeds zo voor ogen?
Jeroen ter Hoeven: In 2005 studeerde Annet Neugebauer af aan de afdeling Product Design van ArtEZ in Arnhem. Haar afstudeercollectie bestond uit onder andere de Tumbly, een zitobject van kunststof, bedoeld om het zitten actief en dus minder belastend en gezonder te maken. Annet was in onderhandeling met een producent om de Tumbly op de markt te brengen. Toen ze het met die producent niet eens kon worden over de voorwaarden, kwam ze bij mij. Ik was bevriend met haar vriend. Van de designwereld wist ik niets. Ik hield wel van mooie dingen, maar dat was het. Ik kom uit een familie van tuinders en heb tropische landbouw gestudeerd in Deventer. Ik was niet echt de aangewezen persoon om de Tumbly op de markt te zetten. Toch leek me dat spannend. Want wat betekende dat: designproducten bedenken, produceren en verkopen? Annet en ik richtten daarom het label De Vorm op met als eerste product Tumbly en vonden een producent die het object doormiddel van een rotatiegietprocedé kon maken. Met de Tumbly liepen we vervolgens tegen een hele reeks problemen op. Over zaken als transport en juridische aansprakelijkheid hadden we niet goed nagedacht. Ook het onderhandelen over marges met inkopers en het behandelen van klachten en het terughalen en vervangen van beschadigde producten moesten we nog leren. Al met al zijn we drie jaar bezig geweest met de Tumbly zonder er iets aan te verdienen. We waren naïef. Ondernemen is in eerste instantie sowieso naïef. Je leert een aantal hele dure lessen. Toen we nog maar pas waren begonnen met het maken van andere meubels leverden wij 600 stoelen aan een bank. Dat waren echt prachtige stoelen, door ons ontworpen en geproduceerd door een goede, industriële houtbewerker. Maar we kregen ze allemaal terug. Niet sterk genoeg. We hadden ze niet laten testen op het gebruik in een kantooromgeving. We waren afgegaan op de houtbewerker die ons verzekerde dat de kwaliteit voldoende was. De industriële houtbewerker ging failliet, kort nadat we de stoelen aan de bank hadden geleverd. We zaten met een schadepost die we op niemand konden verhalen. Dat was één van de momenten waarop ik en Annet Neugebauer overwogen om er mee te stoppen. Maar dat hebben we vervolgens toch niet gedaan.
Peter Nijenhuis: Waarom niet?
Jeroen ter Hoeven: Je hebt op een bepaald moment zoveel voor je kiezen gehad en zoveel op een pijnlijke en kostbare manier geleerd, dat het zonde is om dat niet voor een volgend product en een volgend project te gebruiken. Annet is uiteindelijk uit het bedrijf gestapt omdat ze zich weer meer op het ontwerpen en niet op de bedrijfsvoering wilde richten.
Peter Nijenhuis: Een deel van jullie assortiment verkopen jullie niet onder de naam van een ontwerper, maar onder de naam De Vorm. Wil dat zeggen dat jullie hier zelf ontwerpen, proefmodellen maken en verder alles doen om tot een produceerbaar product te komen?
Jeroen ter Hoeven: Hierboven is een afdeling waar ik met vier industrieel productontwerpers, opgeleid aan de Hogeschool Arnhem Nijmegen, werk aan het aanpassen van producten aan de wensen van de klant en aan het ontwikkelen van nieuwe producten. Wij zijn altijd op zoek naar materialen en processen en de mogelijke, nieuwe toepassingen daarvan. Het maken van mooie en iconische producten is voor ons van belang, maar we zijn daarom niet minder een vanuit materialen en processen werkend bedrijf. Hoe kun je iets sneller, goedkopen en beter maken en daarbij ook nog eens een slag maken wat betreft het hergebruik van materialen en de herbruikbaarheid van je eigen product als het aan het einde is van zijn gebruikscyclus? We werken voor de markt en die markt is niet zozeer de designwereld. In de designwereld gaat het over beelden en concepten. In de projectinrichting, de markt waar wij voor werken, gaat het voor een belangrijk deel over prijs, marges, levensduur, garanties, levertijden en certificeringen. Wij moeten rekening houden met de vragen en wensen van architecten, projectinrichters en facility managers die op hun manier overigens weer rekening moeten houden met eindgebruikers. De vragen en wensen zijn niet altijd dezelfde, maar we moeten ze wel bij elkaar zien te brengen.
Als we, rekening houdend met al deze randvoorwaarden, een goed idee hebben, kunnen we twee dingen doen. We kunnen een ontwerper benaderen om er met ons over na te denken, of we kunnen het zelf doen. De Wood Me Lounger en De Wood Me Chair zijn hier in huis ontwikkeld, net als de Big. De Big is een tafel die modulair kan worden aangepast. We kunnen die tafel maken met een blad van verschillende breedtes en een lengte van maximaal zes meter. Niettemin heeft de Big maar vier poten. Dat valt misschien niet gelijk op, een hele lange tafel met vier poten, maar om dat te maken heb je wel wat techniek nodig. Die techniek en het modulaire systeem is hier bedacht.
Peter Nijenhuis: En vervolgens…?
Jeroen ter Hoeven: We werken hier niet anders dan een autofabriek. In een autofabriek maken ze geen versnellingsbakken of autobanden. Ze assembleren onderdelen die volgens strikte eisen zijn geproduceerd door toeleveranciers. Dat doen we hier ook, aan de overkant van de straat, en binnenkort als we zijn verhuisd, in een groter pand.
Peter Nijenhuis: Behalve in eigen huis heeft De Vorm ook een aantal producten ontwikkeld in samenwerking met Benjamin Hubert, een Brit, Sebastian Herkner, een Duitser, en de Franse Perrine Vigeron. Hoe kwam die samenwerking tot stand?
Jeroen ter Hoeven: Ik stond in 2009 op de beurs van Keulen. Ik wilde verkopen, mogelijke klanten aanspreken, maar steeds kwam er weer een ontwerper die me zijn of haar portfolio wilde laten zien. Één daarvan was Benjamin Hubert. Hij was net afgestudeerd en dus, net als ik, nog zo groen als gras. Benjamin stond met een of andere stoel op de afdeling jonge talenten. Die stoel vond ik niks. Van Benjamins portfolio was ik ook niet onder de indruk, maar wel van zijn gedrevenheid. Tijdens een van de eerste gesprekken die ik met hem had, zei hij dat hij tot de beste ontwerpers van de wereld wilde gaan behoren. Dat getuigde van een mentaliteit die me aanstond. Met Benjamin Hubert hebben we eerst de Pebble Chair ontwikkeld en vervolgens de Pod. In de projectinrichting was en is behoefte aan 'privacy chairs', een stoel waarin je je in een kantooromgeving enigszins terug kan trekken. Zo'n stoel moet afschermen en geluid dempen. Vóór wij met de Pod kwamen, waren er wel privacy chairs, maar die waren allemaal gemaakt van plaatmateriaal, schuimrubber en bekleding. Ze waren daardoor duur, zwaar en onhandelbaar en ook niet echt ontwikkeld in de geest van nu. In deze tijd maak je producten het liefst van gerecycled en recyclebaar materiaal, beperk je het transportvolume en automatiseer je een deel van de productie om lokale productie mogelijk te maken. De oplossing lag volgens mij in PET-vilt, vilt gemaakt van hergebruikte PET-flessen, die je granuleert en vervolgens extrudeert tot vezel. PET-vilt is duurzaam, geluiddempend, licht en betaalbaar. Met Benjamin hebben we van de Pod een functioneel en iconisch product gemaakt.
Het werk van Sebastian Herkner zag ik voor het eerst op een satellietbeurs in Milaan. Het werk viel me op door Herkners materiaalgebruik en door zijn knappe verbindingen en constructies. Met Perrine Vigeron liep het via via. Ik had ideeën voor het gebruik van PET-vilt als wand- en plafondbekleding. In de projectinrichting is immers behoefte aan middelen om geluid te dempen. Toen ik daar met iemand over sprak, liet hij Perrine's naam vallen. Niet lang daarvoor had ze hele mooie tapijten ontworpen voor het in Amsterdam gevestigde Danskina.
Een ontwerper waar we als bedrijf mee in zee gaan, moet zich kunnen inleven in wat wij als bedrijf willen, hoe we werken en voor wie. Hij of zij moet een teamspeler zijn. Volgens Benjamin Hubert ben je als ontwerper net zo goed als het team waar je een product mee ontwikkelt. Dat is ook mijn mening. Aan de collectie van De Vorm hebben uiteenlopende ontwerpers een bijdrage geleverd. En toch is onze collectie een samenhangend en herkenbaar geheel. Dat komt omdat we heel nauw samenwerken met onze ontwerpers. Er moet met die ontwerpers ook een persoonlijke klik zijn. Met grote namen uit de designwereld hebben we als bedrijf tot nu toe niet gewerkt. Toen we met Benjamin Hubert, Sebastian Herkner en Perrine Vigeron voor het eerst in contact kwamen, waren het beginnende ontwerpers. Nu zijn we zes jaar verder en we hebben veel van elkaar geleerd. Benjamin, Sebastian en Perrin werken tegenwoordig voor internationale opdrachtgevers. Zij en ook andere vormgevers van De Vorm zijn namen geworden. Daar hebben wij voor een deel aan meegeholpen en daar plukken we nu ook de vruchten van.
Peter Nijenhuis: Werk je samen met buitenlandse ontwerpers omdat hun ontwerpen iets toevoegen aan je assortiment of omdat ze je netwerk vergroten en De Vorm toegang verschaffen tot buitenlandse kopers?
Jeroen ter Hoeven: Beide. Het gaat om het assortiment en om het simpele feit dat Engelsen liever spullen kopen van Engelsen en Fransen van Fransen. De Pod wordt niet zonder reden het meest verkocht in Engeland en Australië en de Musette van Ionna Vautrin in Frankrijk.
Peter Nijenhuis: Je werkt ook samen met Nederlandse ontwerpers als Laurens van Wieringen en Jorre van Ast. Is de samenwerking met die ontwerpers anders van aard dan de samenwerking met Hubert of Herkner?
Jeroen ter Hoeven: Nee, de samenwerking is hetzelfde.
Peter Nijenhuis: Hoe kun je als Nederlands bedrijf dat meubels maakt blijven voortbestaan in het tijdperk van IKEA?
Jeroen ter Hoeven: Ik denk dat een bedrijf als De Vorm mede bestaat dankzij bedrijven als IKEA. IKEA is op het gebied van design een wereldwijde opvoeder geweest. Dankzij Ikea werd design bereikbaar en een onderwerp van interesse voor de massa. En dat was niet altijd zo.
Peter Nijenhuis: Maar is het voor De Vorm, dat zich richt op projectinrichting, geen bedreiging dat het aantal arbeidsplaatsen afneemt en kantoren sluiten of al leegstaan?
Jeroen ter Hoeven: Dertig jaar geleden had iedereen het over de volledig gedigitaliseerde werkomgeving die volledig papierloos zou zijn. Die gedigitaliseerde werkomgeving is nu een feit, maar we hebben nog nooit zoveel papier gebruikt als tegenwoordig. De toekomst laat zich niet zomaar voorspellen. In de komende decennia komen er een paar miljard mensen op aarde bij. Die moeten toch ergens op zitten. Ik zie niet op tegen de toekomst, ik zie er naar uit. Met het oog op die toekomst moeten we in Nederland wel meer haast maken met robotisering. Dat is in mijn ogen geen bedreiging voor de werkgelegenheid, maar juist een bron van nieuwe werkgelegenheid. Robotisering biedt de kans om weer in Nederland te produceren, zoals we dat ooit deden, voordat de productie grotendeels uit Nederland verdween. Produceren schept kennis, banen en welvaart. Er zijn immers mensen nodig die bedenken wat robots kunnen maken. Dat ligt niet alleen op het vlak van massaproductie, maar ook op het vlak van meer en verfijnder maatwerk en uitgesproken klantspecifieke oplossingen. Nieuwe werkgelegenheid zal er ook ontstaan omdat er mensen nodig zijn die robots instaleren, programmeren, onderhouden en controleren. Robots kunnen dingen die wij niet kunnen en wij kunnen gelukkig dingen die robots niet kunnen. Ik zie kansen voor maakbedrijven als De Vorm en voor Nederlandse ontwerpers. Ik denk dat we ons in dat kader moeten afvragen waar we echt sterk in zijn en nog sterker in kunnen worden en of dat samenvalt met een begrip als Dutch Design zoals dat nu wordt begrepen.
Peter Nijenhuis: Leg dat eens uit?
Jeroen ter Hoeven: We hebben in Nederland goede ontwerpers en goede ontwerpopleidingen. Hier in Arnhem heb ik in het verleden het eindexamenwerk gezien van bijvoorbeeld Sjoerd Vroonland, Rick Tegelaar en Klaas Kuiken. Dat sprong er toen al uit door materiaalgebruik en constructie. Maar dat er in Nederland opvallend goede ontwerpers rondlopen, wil niet zeggen dat er zoiets is als Dutch Design. Als ik het over Scandinavisch design heb, dan is het voor een ander niet moeilijk om daar een beeld bij te bedenken. Het is een bepaald soort product. Dat geldt ook voor Italiaans design. Maar Dutch Design is volgens mij in gedachten niet op die wijze te visualiseren. Ik heb aan veel mensen gevraagd, wat er typisch 'Dutch' is aan Dutch Design. Een overtuigend antwoord heb ik nooit gekregen. Het gaat na drie zinnen altijd over ambacht en ambachtelijke waarden. Maar ambacht bestaat helemaal niet meer in Nederland. Het is een misleidend idee. Als Rem Koolhaas in China een gebouw neerzet, dan is dat gebouw toch geen ambachtelijk Dutch Design… Waar wij als Nederlanders sterk in zijn, is goed en rationeel ontwerpen. We zijn minstens zo sterk in communiceren, het verlenen van diensten en innoveren. Dat doen we over de hele wereld, omdat we kunnen samenwerken met andere nationaliteiten. Wat mij betreft is Dutch Design, als het al iets betekent, een verzamelnaam voor samenwerken, innoveren en communiceren; dus meer een manier van werken en denken en niet zozeer een product.
Peter Nijenhuis: Is Arnhem een geschikte plek om de wereld te veroveren?
Jeroen ter Hoeven: Arnhem is een goede woon- en werkplek. De stad ligt centraal, is goed bereikbaar, betaalbaar en er heerst een goede mentaliteit. We hebben als bedrijf veel te maken met toeleveranciers, zeg maar de maakindustrie. Wat daar in Nederland nog van over is, zit voor een groot deel in het Oosten. Vanuit Arnhem is dat lekker dichtbij en vanuit Arnhem zijn ook België en Duitsland dichtbij. Een paar jaar geleden zat ik nog in een schuur in de Achterhoek. Dat was wat afgelegen en ik wilde naar Arnhem. Ik dacht dat ik dan meer aansluiting zou hebben met de beroepsgroep en de ontwikkelingen en nieuwe talenten, zoals ze bijvoorbeeld door de afdeling Product Design van ArtEZ worden afgeleverd. Die verwachting is deels ingelost, deels niet. Met ArtEZ heb ik geen rechtstreeks contact. Studenten van de afdeling Product Design kloppen hier nog steeds niet aan.
Peter Nijenhuis: Wat zou je doen als ze hier morgen voor de deur zouden staan?
Jeroen ter Hoeven: Kijken of we samen iets relevants kunnen doen.