Op 10 juni - tijdens het Fashion Festival - organiseerde CASA met inhoudelijke 'power' van OPA een avond over het interieur. Een levendig ooggetuige verslag van Ton Schulte (CASA) en foto's van Zefanja Hoogers:
Ons interieur is de afgelopen decennia steeds modegevoeliger geworden. Waar men vroeger de uitzet uitzat vooraleer iets te vervangen, daar propageren stylisten, trendanalisten en goed bedoelde woonprogramma’s dat wij ons interieur om de zoveel jaar geheel moeten vervangen om bij te blijven. In het kader van het eerste Fashion Festival Arnhem organiseerde CASA met O.P.A (Ontwerp Platform Arnhem) op 10 juni een avond over het modebewuste interieur met smaakmakers uit de vakwereld van zowel mode als (binnenhuis)architectuur. Daarin was een hoofdrol weggelegd voor Arnhemse ontwerpen en ontwerpers als Carolien Evers (Bedtime for Bonzo) Sjaak Hullekes, Spijkers + Spijkers en The People of the Labyrinths.
‘Ken je die anekdote over Kim Jong Il die alle mannen in Noord-Korea hetzelfde kapsel wilde aanmeten? Wij vinden dat belachelijk, maar kijk wat modemagazines hier doen’. Mode. Hans Demoed, die met zijn partner Geert de Rooij het wereldberoemde merk The People of The Labyrinths runt, heeft er steeds minder mee – althans zeker met de dwangmatige routine van ieder half jaar weer een nieuwe collectie. Hij richt zich daarom de laatste jaren steeds meer op interieurvormgeving. De overeenkomst met mode is dat ‘het om de mens is gemaakt’, maar ‘mode is sneller en heeft meer publiek, interieur is intiemer’. Modehuizen als Versace en Hermes begeven zich inmiddels op ‘zijn’ vakgebied, maar zijn puur en alleen uit op geld. ‘Mensen kiezen daarvoor omdat ze zekerheid willen hebben’. Demoed ziet zichzelf daarentegen als een regisseur die een verhaal wil vertellen toegespitst op een persoon, de opdrachtgever. Deze zijn veelal puisant rijk – Warhol, Basquiat of Hirst heeft niet iedereen boven zijn bed hangen – en geven hem totaal de vrije hand. Daarvoor krijgen ze ‘een interieur dat een heel eigen gezicht heeft, maar niet trendy is’.– hoewel ook de handtekening van The People onmiskenbaar is, zo blijkt duidelijk uit de vele voorbeelden die tijdens het gesprek met interviewster Marlies Leupen voorbij kwamen.
Ook Aby Steinhauser van het Amsterdamse collectief deMunnik-deJong-Steinhauser, dat samen met Evelyne Merkx (MerkX) verantwoordelijk is voor de inrichting van Arnhems alom bejubelde cultuurgebouw ‘Rozet’, is een regisseur, maar het contrast met Demoed kon haast niet groter. Het ruimtelijk gegeven en het programma van eisen stonden centraal. Bovendien leiden bepaalde wensen van de opdrachtgever(s), zoals een extra trap tussen de twee verdiepingen van de bibliotheek, tot pittige discussies met de architecten van Neutelings-Riedijk. Binnen die beperkte speelruimte (‘het is meer puzzelen’) hebben Steinhauser cum suis verschillende verblijfsruimtes gecreëerd die passen binnen het geheel. ‘Iedereen moet zich er thuis voelen’. Daarin lijken zij overigens meer dan geslaagd gezien het feit dat Rozet zich binnen korte tijd heeft ontpopt tot hotspot.
Vrijheid én beperking, publiek én privé, dat waren juist de uitdagingen waarvoor verschillende vormgevers van het Arnhemse Modehotel Modez kwamen te staan. De architect speelde qua interieur vooral een ondersteunende rol; ‘het gaat erom vooral ruimte te laten’, aldus Addy de Boer van Nexit Architecten. Hij werkte hierin samen met Piet Paris die als ‘curator’ verschillende modevormgevers vroeg een kamer in te richten. Dat was woekeren met zowel ruimte als budgetten, maar tegelijkertijd werden zij binnen die beperkingen en een gegeven thema vrijgelaten. Zo breide Carolien Evers (Bedtime for Bonzo) een ‘blokhut boven Klarendal’ en past de kamer van Truus en Riet Spijkers naadloos binnen de SIS-collectie.
Tijdens de afsluitende discussie rond de vraag of het van meerwaarde is dat modeontwerpers zich met interieurs bezighouden kwam vooral het verschil tussen de modeontwerper en interieurarchitect naar voren. Interieurarchitecten verbeelden de identiteit van de opdrachtgever en modeontwerpers meer hun eigen identiteit, zo vatte een van de aanwezigen in de zaal het samen. Niet iedereen kon zich daar direct in vinden, maar wel dat samenwerking tussen beide disciplines een meerwaarde oplevert. Steinhauser nodigde daarop alle aanwezige ontwerpers om een bijdrage te leveren aan de kastenwand in Rozet. Daarop werd positief gereageerd, maar dan wel liefst met een zo ruim mogelijk budget. Heeft dat invloed op de kwaliteit? ‘Ja, grapte Demoed, want bij de een kun je wel een Warhol hangen en bij de ander niet.